Matthew 9

1En in het schip gegaan zijnde, voer Hij over en kwam in Zijn stad. En ziet, zij brachten tot Hem een geraakte, op een bed liggende.
 Zijn stad Namelijk Kapernaüm, waar Hij zijn woonplaats genomen had. Zie Mat 4:13 ; Mar 2:1 .
,
 geraakte, Of lamme; gelijk Mat 4:24 .
2En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven.
 hun geloof ziende, Namelijk van de geraakte, als ook van degenen, die hem brachten.
,
 wees welgemoed, Of, vertrouw.
3En ziet, sommigen der Schriftgeleerden zeiden in zichzelven: Deze lastert God.
 lastert God Namelijk God, zichzelven toeschrijvende hetgeen God alleen toekomt. Het Griekse woord betekent eigenlijk iemands goeden naam kwetsen, schenden of beschadigen. Zie Isa 43:25 en Isa 44:22 .
4En Jezus, ziende hun gedachten, zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw harten?
 ziende hun gedachten, Dat is, bekennende de overlegging huns gemoeds.
5Want wat is lichter te zeggen: De zonden zijn u vergeven? of te zeggen: Sta op en wandel?
 lichter, Want dezen beiden zijn even zwaar, en eigen werken van God.
6Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven ( toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis.
 Zoon des mensen Zo noemt Christus zichzelf omdat Hij, de Zoon van God zijnde, ook waarachtig mens is, uit den mensen en onder dien titel beloofd was, Dan 7:13 , alsook omdat Hij in een nederige staat was onder de mensen; Eze 1:26 ; Phi 2:7-8 .
,
 macht heeft op de aarde Namelijk omdat Hij in een persoon ook waarachtig God is; Act 20:28 .
7En hij opgestaan zijnde, ging heen naar zijn huis.
 ging heen naar zijn huis Namelijk zijn bed op zich genomen hebbende; gelijk Mar 2:12 , en Luk 5:25 te zien is.
8De scharen nu dat ziende, hebben zich verwonderd, en God verheerlijkt, die zodanige macht den mensen gegeven had. 9En Jezus, van daar voortgaande, zag een mens in het tolhuis zitten, genaamd Mattheus; en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem.
 in het tolhuis zitten, Namelijk om de tol te ontvangen; want hij was een tollenaar; Mat 10:3 .
,
  Mattheüs; En was ook genaamd Levi. Zie Mar 2:14 , en Luk 5:27 ; en is dezelfde, die dit Evangelie geschreven heeft.
10En het geschiedde, als Hij in het huis van Mattheus aanzat, ziet, vele tollenaars en zondaars kwamen en zaten mede aan, met Jezus en Zijn discipelen.
 aanzat, Van de manier van aanzitten aan te tafel, zie Joh 13:23 .
,
 zondaars kwamen Dat is, metgezellen der tollenaars, die van de Joden voor grote zondaren gehouden werden, of in openbare zonden leefden.
11En de Farizeën, dat ziende, zeiden tot Zijn discipelen: Waarom eet uw Meester met de tollenaren en de zondaren? 12Maar Jezus, zulks horende, zeide tot hen: Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.
 gezond zijn Grieks, sterk, kloek.
,
 ziek zijn Grieks, die kwalijk tepas, of kwalijk gesteld zijn.
13Doch gaat heen en leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid, en niet offerande; want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.
 niet offerande; Dat is, Ik wil; dat is, Ik heb meer welgevallen aan de werken der barmhartigheid, waaronder ook de vlijt om iemand te bekeren voornamelijk begrepen wordt, dan aan offerande.
,
 rechtvaardigen, Omdat er zodanigen niet zijn, hoewel de Farizeën zich lieten voorstaan, dat zij zodanig waren; Luk 18:9 .
14Toen kwamen de discipelen van Johannes tot Hem, zeggende: Waarom vasten wij en de Farizeën veel, en Uw discipelen vasten niet? 15En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten.
 bruiloftskinderen treuren Grieks, de zonen; dat is, kinderen der bruiloftskamer, die men noemt speelgenoten. Zie Jdg 14:11 ; deze worden genaamd vrienden des bruidegoms; Joh 3:29 .
16Ook zet niemand een lap ongevold laken op een oud kleed; want deszelfs aangezette lap scheurt af van het kleed, en er wordt een ergere scheur.
 een lap Christus wil met deze gelijkenissen te kennen geven dat zijn discipelen nog al teder en zwak waren.
,
 ongevold laken Of, onbereid, nieuw, ongesleten; gelijk Luk 5:36 .
,
 aangezette lap Grieks, vervulsel.
,
 scheurt af van het kleed, Of, scheurt iets af, gelijk Mar 2:21 ; namelijk het nieuwe van het oude, dat is, scheurt den aangezetten lap af.
17Noch doet men nieuwen wijn in oude leder zakken; anders zo bersten de leder zakken, en de wijn wordt uitgestort, en de leder zakken verderven, maar men doet nieuwen wijn in nieuwe leder zakken, en beide te zamen worden behouden.
  zo bersten de leder- zakken, Of, scheuren.
18Als Hij deze dingen tot hen sprak, ziet, een overste kwam en aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter is nu terstond gestorven, doch kom en leg Uw hand op haar, en zij zal leven.
 overste kwam Namelijk der synagoge, genaamd Jaïrus. Zie Mar 5:22 ; Luk 8:41 .
,
 leven Dat is, weder levend worden.
19En Jezus opgestaan zijnde, volgde hem, en Zijn discipelen. 20( En ziet, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien gehad had, komende tot Hem van achteren, raakte den zoom Zijns kleeds aan;
 van achteren, Omdat zij haar ziekte niet durfde openbaren.
21Want zij zeide in zichzelven: Indiën ik alleenlijk Zijn kleed aanraak, zo zal ik gezond worden.
 Zijn kleed aanraak, Zij schreef deze kracht der gezondmaking aan het kleed niet toe, maar aan Jezus Christus zelf, die daar tegenwoordig was, gelijk blijkt uit het volgende vs.22, en uit Mar 5:30 , en Luk 8:46 . Zie dergelijke Mat 14:36 .
,
 gezond worden Grieks, verlost, of behouden.
22En Jezus, Zich omkerende, en haar ziende, zeide: Wees welgemoed, dochter! uw geloof heeft u behouden. En de vrouw werd gezond van dezelve ure af.) 23En als Jezus in het huis des oversten kwam, en zag de pijpers en de woelende schare,
 de pijpers en de woelende schare Die met treurig fluiten de lieden tot wenen en klagen over de doden zochten te verwekken; welk gebruik de Joden van de heidenen ontleend hadden.
24Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij belachten Hem.
 niet dood, maar slaapt Namelijk om dood te blijven alzo Christus voorhad haar te verwekken. Anders wordt de dood gezegd geen dood maar een slaap te zijn, vanwege de algemene opstanding; Joh 11:11 .
25Als nu de schare uitgedreven was, ging Hij in, en greep haar hand; en het dochtertje stond op.
 stond op Grieks, werd opgewekt; namelijk van den dood.
26En dit gerucht ging uit door dat gehele land. 27En als Jezus van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende: Gij Zone Davids, ontferm U onzer!
 Zone Davids, ontferm u onzer De Messias was voor een zoon van David bekend, omdat Hij uit het geslacht Davids zou voorkomen, volgens de belofte aan David gedaan. Zie Mat 1:1 .
28En als Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! 29Toen raakte Hij hun ogen aan, zeggende: U geschiede naar uw geloof. 30En hun ogen zijn geopend geworden. En Jezus heeft hun zeer gestrengelijk verboden, zeggende: Ziet, dat niemand het wete.
 zeer strengelijk verboden, Grieks, gedreigd met ernstige beweging des gemoeds.
31Maar zij, uitgegaan zijnde, hebben Hem ruchtbaar gemaakt door dat gehele land. 32Als dezen nu uitgingen, ziet, zo brachten zij tot Hem een mens, die stom en van den duivel bezeten was.
 stom en van den duivel bezeten was Wien de duivel, waarvan hij bezeten was, de spraak benomen had.
33En als de duivel uitgeworpen was, sprak de stomme. En de scharen verwonderden zich, zeggende: Er is nooit desgelijks in Israël gezien!
  desgelijks in Israël gezien Grieks, alzo.
34Maar de Farizeën zeiden: Hij werpt de duivelen uit door den overste der duivelen.
 overste der duivelen Deze wordt Mat 10:25 en Mat 12:27 Beëlzebul genaamd. Want ook onder de onreine geesten is er een, die over de anderen heerschappij heeft. Zie Mat 25:41 .
35En Jezus omging al de steden en vlekken, lerende in hun synagogen, en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekte en alle kwale onder het volk.
 Alle ziekten en alle kwalen onder het volk Dat is, allerllei. Zie Mat 4:23 .
36En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben.
 innerlijk met ontferming bewogen over hen, Grieks, werd in zijne ingewanden beroerd.
,
 vermoeid en verstrooid waren, Grieks, los en ontbonden.
37Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige;
 groot, Grieks, veel.
38Bidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.
 uitstote Grieks, uitwerpe, dat is uitzende, hun door de krachts zijns Geestes gewillig en bekwaam gemaakt hebbende.
Copyright information for DutSVVA